De Kerstmantel

Terwijl Peter achter zijn oma aan de keldertrap afloopt, ziet hij voor het eerst sinds hij een kleine jongen was, de werkplaats van zijn opa in de kelder. Tegen de achtermuur staan dozen gestapeld.
“Volgens mij bewaarde je opa daar de kerstversieringen,” zegt zijn oma met een vleugje weemoed in haar stem, “Elk jaar controleerde hij alle lampjes. Als er eentje kapot was, verving hij hem. Ik heb zo vaak gezegd dat hij gewoon een nieuw snoer moest kopen, maar hij wilde het niet.” Met een zakdoek dept ze haar ooghoeken droog. “Ik vind het fijn dat je komt helpen.”
Peter legt een hand op zijn oma’s schouder. “Geen probleem, oma. Straks staat de kerstboom weer gewoon in de hoek naast de haard.”

Voordat hij de kerstversieringen naar boven brengt, zet Peter de dozen, die in de vorm van een grote driehoek tot aan het plafond op elkaar zijn gestapeld, een voor een op de keldervloer. Als hij halverwege de derde rij dozen is, ziet hij in de muur de linkerbovenhoek van een deurpost. Gedreven door nieuwsgierigheid begint hij wat sneller dan eerst de dozen op elkaar te stapelen in het midden van de kelder. Hij stopt als hij de donkergroene deur volledig kan zien. Hij draait aan de deurknop en duwt de deur een stukje open. In het tl-licht van de kelder is aan de muur links achter de deur een mantel zichtbaar in dezelfde donkergroene kleur als de deur, met aan de onderkant en aan de uiteinden van de mouwen witte stof. Peter pakt de mantel aan een punt van de mouw beet en wrijft hem tussen zijn duim en wijsvinger. Een glinstering trekt even over de mantel, waarna snoeren met honderden kerstlampjes, die kriskras door elkaar over het plafond zijn gespannen, oplichten.

Terwijl Peter geschrokken achteruit stapt, dringen vanaf de andere kant van de ruimte zachte melodietjes tot hem door. In het licht van de kerstlampjes, komt een kleine wereld tot leven. Honderden kleine huisjes met gekleurde lampjes en de melodieën van kerstliedjes staan opgesteld in een wit landschap. Peter buigt zich voorover om naar een van de huisjes te kijken, als een koude wind langs zijn gezicht strijkt en het om hem heen begint te sneeuwen.

“Welkom Peter,” zegt een bekende stem achter hem. Verbaasd draait Peter zich om en staart in het lachende gezicht van zijn grootvader, gekleed in de groene mantel.
“Opa? Wat… O, ik ben natuurlijk in slaap gevallen in de kelder.”
“Nee, Peter, je bent zo wakker als een elf die te veel kerstkransjes heeft gegeten.”
“Maar u bent… we hebben u be… waarom sneeuwt het in de kelder?”
“Omdat je niet meer in de kelder bent. Kom, laten we naar binnen gaan, voordat je op een sneeuwpop begint te lijken.”

Peter volgt zijn opa een huisje in waarop in sierlijke letters ‘The Jolly Lolly’ staat. Achter het raam van de etalage hangt een snoer met rode, groene en blauwe lampjes. Binnen ziet hij langs een wand duizenden lolly’s staan in alle kleuren van de regenboog. Aan de andere kant van de winkel staat een lange toonbank met op een hoek een kleurrijke muziekdoos die Jinglebells speelt. Een klein mannetje met een gele overall en een gele kerstmuts op zijn hoofd, kijkt hen vrolijk aan.
“Welkom, heren,” zegt het mannetje met een hoge stem.
“Goedemiddag, Lollo,” antwoordt opa, “Kunnen we even gebruikmaken van je achterkamer?”
“Maar natuurlijk, heer Nico. Wilt u er misschien een lolly bij? Ik heb een nieuwe in het assortiment, met Oreosmaak, of heeft u toch liever de apfelstrudellolly? En u, jonge heer, volgens mij is uw favoriete smaak kersen, is het niet?”
“Hoe weet u dat?” stamelt Peter terwijl hij de lolly aanpakt.
“Ik ben een elf, ik behoor dat soort dingen te weten.”
“Kom, Peter, we gaan even zitten, dan leg ik alles uit.”

Zijn opa draait zich om en gebaart naar twee rode pluche stoelen in een hoek in de ruimte achter de winkel. Ze gaan tegenover elkaar zitten. Peter kijkt zijn opa nog steeds vol ongeloof aan.
“Dit kan echt niet. U bent dood.”
“Dat klopt voor jouw wereld. Maar hier ben ik er nog en zal ik er altijd zijn. En jij ook, Peter. Jij bent de volgende.”
Geschrokken kijkt Peter zijn opa aan. “Ga ik ook dood?”
“Nee, nog lang niet. Jij bent de volgende kleinzoon die de kerstmantel erft.”
“Kerstmantel? Die groene die aan de muur hangt?”
Zijn opa knikt. “Die gaat al generaties lang over van grootvader op kleinzoon. Wie de mantel bezit, heeft een belangrijke taak. Je kent de verhalen over de Kerstman en hoe hij elk jaar alle kinderen blij maakt met cadeaus.”
“Natuurlijk. Die verhalen…”
“… zijn niet helemaal correct, inderdaad,” vult zijn opa hem snel aan “Het is een fabel dat alles op de Noordpool gebeurt. Er zijn over de hele wereld honderden kerstdorpjes als degene in de kelder bij ons thuis. Daar worden de cadeaus en lekkernijen gemaakt die met Kerst over de hele wereld worden verspreid. Die dorpen worden geleid door hulpkerstmannen. Dat zijn mannen zoals jij en ik.”
“Zoals ik?”
“Ja, dat zei ik toch al? De mantel is nu van jou. En daarmee het kerstdorp in de kelder ook.”
“Sorry, maar ik vind dit een hele rare droom worden zo.”
“Zijn opa glimlacht. “Ik moest er in het begin ook aan wennen, maar je leert de elven zoals Lollo vanzelf kennen. Jij moet immers zorgen dat ze hun werk kunnen blijven doen.”
“En hoe doe ik dat dan?”
“Zoals ik al zei, blijf ik hier voor altijd, net zoals mijn grootvader hier nog steeds woont. Ik zal je het eerste jaar wel helpen om alles te regelen. Maar kom, jij moet terug naar jouw wereld. Je oma zal haar kerststol wel klaar hebben en op je wachten.”
“En de kerstboom moet ik nog opzetten,” herinnert Peter zich.
“O, maak je daar maar niet druk om. Kom, we gaan.”
Ze lopen naar buiten, waar zijn grootvader omhoog wijst. “Kijk naar de sterren, die ik heb opgehangen boven het kerstdorp, als je naar de andere wereld terug wilt keren.”

Peter wordt wakker op de vloer van de ruimte achterin de kelder. Het duizelt in zijn hoofd als hij opstaat. De lichtjes aan plafond branden niet en ook het kerstdorp is donker en stil. Wankelend loopt hij de trap op, de woonkamer in. Zijn oma komt net binnenlopen vanuit de keuken met een bord met twee plakken kerststol erop. Ze straalt als ze rondkijkt.
“Je hebt het mooi versierd, jongen. Je opa zou trots zijn geweest op je.”
Peter kijkt om zich heen en ziet de kerstboom in de hoek naast de haard staan, geheel opgetuigd met lichtjes en al. Hij kan zich niet herinneren dat hij hem daar heeft neergezet.
“Waar heb je die oude mantel gevonden? Ik dacht dat je opa dat ding jaren geleden al had weggegooid,” vraagt zijn oma.
Nu pas valt het Peter op dat hij de groene mantel draagt die in de kelder hing. Terwijl hij terugdenkt aan een rare droom die hij daar had , voelt hij met zijn hand in de zak van de mantel en haalt er een kersenrode lolly uit.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *