De schemering spreidde zich langzaam uit over het landschap. Een frisse bries liet de lucht om ons heen verder afkoelen, dus trok ik Noa dichter tegen me aan. We zaten naast elkaar op de bank in de voortuin en tuurden omhoog. Ineens schoot zijn arm de lucht in en liet hij zich van de bank glijden.
“Daar is ze, daar is ze,” riep hij terwijl hij opgewonden begon te springen, “Ziet mama ons ook?”
Ik hurkte naast hem en wreef met mijn hand door zijn haren. “Natuurlijk, lieverd. Ze kijkt nergens anders naar.”
Ik sloot mijn ogen en vroeg me af hoe een jaar tegelijkertijd zo snel en zo tergend langzaam voorbij kon gaan. Een dronken bestuurder had onze wereld leeg gemaakt, maar mijn hoofd bleef vol. Vol met vragen, verwensingen en angst. Die angst richtte zich nu eerst op morgen. Want hoe moesten we die dagen doorkomen zonder haar.
Noa trok aan mijn arm.
“Papa knuffel.” Noa strekte zijn armen uit. Ik tilde hem op en hij sloeg zijn armen rond mijn nek.
“Kom, het is bedtijd voor kleine sterrenkijkers,” zei ik zo opgewekt mogelijk.
Noa draaide zijn hoofd en zwaaide naar de sterrenhemel. “Dag mama, tot morgen.”
Toen Noa eindelijk sliep, opende ik haar kledingkast. Zoals elke dag keek ik naar de inhoud, die bevroren was in de tijd. Toen ik na een paar minuten de kastdeur wilde sluiten, zag ik een fonkeling in een hoek achterin. Aarzelend stak ik mijn arm in de kast en haalde er een transparant doosje uit met daarin een piek in de vorm van een gouden ster. Ik kon me niet herinneren dat ik hem eerder had gezien. Voorzichtig zette ik het doosje op mijn nachtkastje en maakte een foto die ik naar haar zus stuurde. “Ken jij dit?”
Twintig minuten later stuurde Saskia me een spraakbericht. “Sorry, zit op een verjaardag, dus kan je niet bellen. Maar waar heb je dat ding gevonden? Dat is de piek van de kerstboom van onze oma Stella. Anouk vond hem een beetje eng, dus ik dacht dat ze hem had weggegooid. Ik moet weer gaan. Misschien is die piek leuk voor op jullie boom? Ik bel je morgen wel even.”
Ik legde mijn telefoon weg en keek naar de kerstboom in de hoek. Het was een troosteloze aanblik, een kleine boom met kale plekken en maar een paar ballen. De meeste versieringen hadden mijn emoties een jaar eerder niet overleefd en ik kon me er niet toe zetten om nieuwe te kopen. Ik keek naar de ster die voor me op tafel stond.
Voorzichtig haalde ik de ster uit de verpakking. Een rilling trok door mijn lichaam toen ik hem vasthad. Toen ik hem over de top van de kerstboom had geschoven, kwamen er glitters los van de ster, die de kamer vulden. Alles om me heen werd licht. Een silhouet stapte op me af tussen de glitters.
“Wat gebeurt er?” riep ik.
“Wees niet bang, David.”
De glitters weken van het silhouet en ik zag een oude dame met een donkergroene jurk met sterren erop.
“Wie bent u en wat doet u in mijn huis?”
“Je bent niet meer in je huis. Je bent nu op een plek om te schitteren. Mijn naam is Stella, wat onbeleefd dat ik me bijna vergat voor te stellen.”
Met haar armen maakte Stelle vegende bewegingen, waarop de glitters om ons heen wegvlogen en een muur om ons heen leken te vormen. De grond waarop we stonden was een grote ster met vijf punten. Ik draaide om mijn as om alles te kunnen zien. Achter me was een gele punt waarop een kerstboom stond. Daarnaast zag ik een groene punt met een speelgoedauto, gevolgd door een blauwe met een sneeuwpop erop. De volgende was wit en bevatte een slee en als laatste zag ik een rode sterpunt met daarop een gele ster.
“Dit is een droomster,” vertelde Stella, “Je hebt hem op de kerstboom gezet, waardoor er sterrenstof is vrijgekomen. Sterrenstof is de toegang tot onze dromen en als je het aanraakt, brengt het je hier.”
“En ik bevind me nu in de ster op de kerstboom?”
“Zoiets. Vanaf hier kun je de dromen bezoeken die iemand had op de avond dat hij of zij met sterrenstof in aanraking is geweest.”
“Anouk,” fluisterde ik, “is zij hier geweest?”
“Het arme kind wist niet wat haar overkwam toen ze hier de eerste keer kwam. Ze wilde zo graag de piek op mijn kerstboom zetten en toen kwam ze in een van mijn dromen terecht.”
“Maar dan bent u…”
“Ja. Ik was hier de nacht dat ik stierf, waardoor ik hier kon blijven. Anouk vond me hier vorig jaar. Daarna sloeg het onrecht toe. Ik weet wat je je nu afvraagt en het antwoord is nee. Zij is hier niet.”
Ik draaide me om en schudde mijn hoofd. In wat voor vreemde droom bevond ik me nu? Moest ik proberen wakker te worden? Maar hoe?
“Jij kunt het onrecht stoppen.” Stella pakte mijn handen vast.
“Als er een manier was om Anouk terug te krijgen, dan zou ik dat meteen doen, maar dat gaat niet. De dood is het einde.”
“Nee, David. De dood is een permanente slaap met oneindig veel dromen. En met behulp van de magie van Kerst, die is verankerd in sterrenstof, kunnen dromen en werkelijkheid worden omgedraaid.”
Stella wees naar de rode punt van de ster op de grond.
“Is dat haar laatste droom?” De vraag voelde raar, maar Stella knikte.
“Het gaat er niet om dat je haar terugkrijgt. Zorg dat je haar nooit verloren bent.”
De punt van de ster met Anouks laatste droom, begon steeds feller op te lichten. Een dichte nevelsluier wikkelde zich om me heen. Door de mist herkende ik haar silhouet. Haar stem echode door de lucht. Voorzichtig stapte ik op haar af.
“Hallo?” riep ze.
“Ik ben hier,” fluisterde ik.
“Wie ben je? Wat doe je in mijn auto?”
“Waar rijden we naartoe?”
“Naar de bergen. Wie ben je?”
“Ik ben een lifter,” antwoordde ik, “ik wil ook naar de bergen.”
“Wat wil je in de bergen doen?”
“Een kerstboom zoeken.”
“Ik wil een sneeuwpop maken voor mijn zoontje. Ik hoop dat er nog genoeg sneeuw ligt.”
“Hoezo?”
“Heb je het nieuws niet gezien? Iedereen gaat naar de bergen om sneeuwpoppen te maken en het heeft al weken niet gesneeuwd.”
“Als er sneeuw op mijn kerstboom ligt, mag jij die hebben voor je sneeuwpop,” zei ik.
“Dat is aardig van je, maar waarom zit je in mijn winkelwagentje?”
“Zaten we niet in de auto?”
“Auto? Welnee, ik kan toch niet met de auto door de Albert Heijn rijden? Kun je even uit het wagentje? Er is nu niet genoeg ruimte voor de pinguïns. Die hebben nu lang genoeg in de diepvries gespeeld.”
Ik sloot mijn ogen. Mijn gedachten waren net zo’n chaos als de droom van Anouk. Pinguïns, haar favoriete dieren. Boodschappen doen. Met de auto naar de bergen voor sneeuw. Een winkelwagentje. Spelende pinguïns. Noa! Toen hij net leerde lopen, zei Anouk dat hij waggelde als een pinguïn. Boodschappen werden haar fataal. Maar als dit haar laatste droom was, zou dat morgen pas gebeuren. Wat als…
“Mag deze vreemdeling je een advies geven?” vroeg ik.
“Stop je dan met me achtervolgen? Ik wil net wegfietsen,” hoorde ik haar zeggen.
“Alleen als je mij belooft dat je de volgende keer dat je boodschappen gaat doen, je eigen kleine pinguïn meeneemt.”
“Hoe weet jij dat…”
Voordat Anouk haar zin kon afmaken, verdween ze samen met de mist om me heen.
De schemering spreidde zich langzaam uit over het landschap. Een frisse bries liet de lucht om ons heen verder afkoelen, dus trok ik Noa dichter tegen me aan. We zaten naast elkaar op de bank in de voortuin en tuurden omhoog. Anouk kwam naast me zitten en legde haar hoofd op mijn schouder.
“Wat een rust,” fluisterde ze.
“Gelukkig niet weer al die heisa van vorig jaar,” antwoordde ik.
“Ik ben nog steeds dankbaar dat ik op het laatste moment bedacht dat Noa boodschappen doen ook zo leuk vindt en met de auto ben gegaan. Ik moet er niet aan denken wat er was gebeurd als ik op de fiets was gegaan. Dan was ik waarschijnlijk die dronken bestuurder tegengekomen.”
Ik kuste haar voorhoofd. Ze wist niet dat ik een levendige droom had waarin ze op de fiets ging en we zonder haar verder moesten. Het voelde toen zo werkelijk, maar toch was het maar een droom.
Ik keek opzij en zag dat Noa zijn ogen dicht had.
“Ik ga even onze pinguïn naar bed brengen,” fluisterde ik.
Met Noa in mijn armen liep ik het huis in. Bij de deur van de woonkamer stopte ik even en keek naar de kerstboom, die maar net onder het plafond paste. Anouk had er samen met Noa een kunstwerk van gemaakt. De piek in de vorm van een ster was een welkome aanvulling. Volgens haar was het een vergeten erfstuk. Ik keek naar het mannetje in mijn armen, die dicht tegen me aan was gekropen. Ik wilde me omdraaien richting de trap, toen ik de piek even zag fonkelen. Er kwamen glitters vrij die een kort moment in de lucht het gezicht van een oude vrouw vormden die naar me knipoogde.

Geef een reactie