Winterwonderland

Ze zat op een bankje in een wereld waarin alle kleur was weggepoetst door sneeuwvlokken die alles bedekten met een deken van kou. Lena had haar ogen dicht en snoof de diepvriesgeur op die haar gedachten naar een herinnering uit haar kleutertijd leidde. Het was er een die was gevuld met waterijsjes en ijskoude aardbeiensmoothies die haar vader voor haar maakte. Een moment lang voelde ze de warmte door haar lichaam stromen, die ze samen met hem was kwijtgeraakt.
Stemmen brachten haar terug naar het hier en nu. Twee jongens uit de buurt keken haar verschrikt aan, alsof ze uit het niets was verschenen.
“Waar komt die verschrikkelijke sneeuwvrouw vandaan?” en “we moeten de Ghostbusters bellen, het spookt daar,” riepen ze. Stoïcijns keek ze de jongens aan, terwijl ze de sneeuw van haar kleren veegde en langzaam opstond. Met tegenzin maakte ze aanstalten om naar huis te gaan, waar de echte kilte op haar zou wachten. Maar ze had nog geen drie stappen gezet, toen haar aandacht werd getrokken door een rode kerstmuts die voor haar voeten op de grond lag. Lena pakte hem op en zag tot haar verbazing dat op de voorkant haar naam geborduurd was. Ze keek om zich heen, maar er was niemand meer te bekennen. Toch hoorde ze duidelijk iemand fluisteren: “Zet hem op je hoofd.”. Lena keek aarzelend naar de rode muts in haar hand, haalde haar schouders op en zette hem op haar hoofd. Op dat moment begon de wereld om haar heen te draaien.

Toen het draaien stopte, lag Lena op haar zij op de grond. Ze zag houten huisjes in een besneeuwd landschap. De gevels hingen vol met kerstverlichting, versierde groene kransen en kerstballen. De lucht was gevuld met het aroma van warme chocolademelk en versgebakken koekjes. Ze ging rechtop zitten en toen pas merkte ze het meisje op dat haar gadesloeg. Op haar hoofd droeg ze een kerstmuts met daarop in sierlijk geborduurde letters de naam “Sara”. Lena voelde aan de muts op haar hoofd.
“De eerste keer is het heftigst, maar het wordt makkelijker,” Sara stak haar hand uit. “Ik ben Sara, welkom in Winterwonderland, Lena.”
“Wat is Winterwonderland?”
“Heb je trek in chocolademelk? Dan leg ik het je het uit.”
Sara ging Lena voor, een van de houten huisjes in. Van binnen was het ruimer dan de buitenkant deed vermoeden. Er stonden een stuk of twintig tafels met stoelen eromheen en in een hoek achterin bevond zich een bar. In het midden van de ruimte stond een kerstboom die vol hing met gouden kerstballen met namen erop. Aan een aantal tafels zaten kinderen te praten of een spelletje te spelen. Ze keken allemaal op om Lena en Sara te begroeten.
“Ligt het aan mij of is het hierbinnen ruimer dan van buiten?” vroeg Lena toen Sara een dienblad met daarop twee mokken met dampende chocolademelk op hun tafel had neergezet.
“Dat komt door de kerstmagie.”
“Wat is dit? Winterwonderland, kerstmagie…”
“O, en vergeet de kerstkinderen niet,” antwoordde Sara.
“Kerstkinderen? In wat voor droom ben ik beland?”
“In de droom van iemand die lang geleden aan de Kerstman vroeg om een plek waar ze niet alleen zou zijn. Ze is Krista en ze was niet de enige met die wens, dus creëerde de Kerstman in het Kerstrijk Winterwonderland.”
“En wat doe ik hier dan precies?”
Sara giechelde even. “Omdat je een kerstkind bent, natuurlijk. Net als alle kinderen hier.”
Lena zuchtte. “Waarom ben ik een kerstkind? Ik ben altijd blij als die onzin voorbij is en de rest van de mensheid de gemaakte gezelligheid weer opbergt. Dus nee, ik ben echt geen kerstkind.”

Lena keek op toen ze een hand op haar schouder voelde. Een oudere dame, gekleed in een gele mantel en met een gele kerstmuts op haar hoofd, keek haar aan.
“Mijn lieve kind, het maakt niet uit wat je over kerst denkt, maar waarom je dat denkt.”
“Dat is Krista,” fluisterde Sara in Lena’s oor.
“Kom, ik wil je iets laten zien.” Krista gaf Lena een doorzichtige kerstbal. Het meisje zag haar eigen naam in rode letters op de bal staan.
“Als jij geen kerstkind was, zou deze kerstbal hier niet zijn. Alle kinderen in Winterwonderland, hebben iets nodig iets wat ze thuis niet kunnen krijgen. Ik denk dat jij wel weet wat jij nodig hebt.”
“Papa,” fluisterde Lena, “ik heb papa nodig.”
“Zelfs de sterkste kerstmagie kan de doden niet terughalen naar de wereld van de levenden. Maar als je goed in je kerstbal kijkt, zie je wat je wel nodig hebt.”

Toen Lena in de kerstbal keek, vervaagde alles om haar heen. Ze voelde een warme bries door haar haren blazen en hoorde een meeuw krijsen. Verderop zag ze een vader en dochter hand in hand aan de rand van een meer staan. Ze herkende meteen haar eigen vader en zichzelf, op een warme zomeravond. Ze was vijf jaar oud en hield een perenijsje in haar andere hand. De lucht kleurde paars en oranje en haar vader wees haar een vliegtuig aan dat hoog in de lucht vloog. Lena volgde met haar blik het vliegtuig, tot het niet meer was dan een stip aan de horizon, die langzaam uitgroeide tot een gloeilamp aan het plafond.
Nu zag ze zichzelf naast haar vader op de bank zitten. In zijn hand, hield hij een fotoboek. Het kleine meisje op de bank wees naar een foto op de pagina en samen met haar fluisterde de toekijkende Lena: “Mama.” De ogen van haar vader werden vochtig en ze zag hoe hij slikte. Hij trok zijn dochter dichter tegen zich aan en aaide door haar haren. “Mama hield van je, ook al hebben jullie maar een paar minuten samen geleefd.” De bank veranderde in een bed.
Ze zag zichzelf, net zes jaar oud, naast haar vader zitten. Hij had zijn ogen dicht en het gepiep van de apparaten naast zijn bed, sneed door haar ziel. Aan de andere kant van het bed zat tante Paula, die bezorgd naar haar broer keek. Lena wierp nog een blik op haar vader, die langzaam aan haar zicht onttrokken werd door het hout van de kist waarin hij begraven werd.
Op dat moment werd het Lena te veel. Ze sloot haar ogen en liet de kerstbal uit haar handen vallen.
“Weet je nog wat daarna gebeurde?” hoorde ze Krista vragen.
Lena knikte. De kerstbal zweefde vlak onder haar hand. Voorzichtig pakte ze hem beet. “Ik moest bij tante Paula gaan wonen. Zij is de enige familie die ik nog heb. Ik vind het daar niet leuk. ’s Ochtends liggen er lege flessen op de bank en vaak ligt zij er zelf bij. Als ik wil afspreken met vrienden, dan mag dat niet,” Lena haalt haar schouders op, “Niet dat ik nog vrienden heb sinds ik bij haar woon. Ik wil gewoon papa terug. Hem kon het wel wat schelen hoe het met mij gaat. Hij wist wat ik nodig heb, zij weet alleen wat zij nodig heeft. Ik heb gevraagd om een kerstboom, maar zij wil dat niet.”
Krista legde een hand op haar schouder. “Ach, mijn lieve kind toch. Dan is het vast niet leuk als alle andere kinderen wel kerst vieren.”
Lena knikte. “Iedereen is zo vrolijk en kijkt er naar uit. Ik wil dat het zo snel mogelijk voorbij is. Als ik het niet mag vieren, dan…”
“Dan heb je de andere kerstkinderen nodig.” De oude vrouw drukte een kus op Lena’s voorhoofd.

Krista verdween. De damp kwam nog steeds van de chocolademelk af.
“Waarom is die chocolademelk nog steeds warm? Ik ben…”
“Even afgeleid geweest door Krista? De chocolademelk is hier continu op de juiste temperatuur voor degene die hem wil drinken.”
“Kom mee, dan laat ik je de grote kerstboom zien,” riep Sara enthousiast.
Lena volgde haar naar buiten. Ze liepen naar een plein met daarop een kerstboom die tot aan de hemel leek te reiken. Hij zat vol met lichtjes in alle kleuren van de regenboog. Kerstballen zo groot als haar eigen hoofd hingen aan de laagste takken. “Wauw,” bracht Lena uit, “ik heb nog nooit zo’n grote kerstboom gezien.”
Het geluid van kerstbellen bereikte Lena’s oren.
“Kom mee, dan gaan we zingen,” Sara trok Lena nu met zich mee naar een houten hut waarvoor net een orkest plaatsnam. Een groep kinderen stond ertegenover. Sara liep naar een tafel naast het orkest en kwam terug met twee boeken. “Voor als je de tekst even niet meer weet,” knipoogde ze naar Lena.
Het orkest speelde “Stille nacht” en de groep kinderen zong mee op de melodie. Lena keek verwonderd om zich heen, maar als vanzelf begon ook zij te zingen. Na nog vier liederen, maakte de dirigent een buiging en klonk er applaus van opzij. Nu pas zag Lena dat er tientallen kinderen hadden staan kijken hoe zij met de andere kinderen had staan zingen. Een meisje uit het koor met de naam “Faja” op haar kerstmuts liep naar Lena toe en gaf haar een paar kloppen op haar schouder. “Jij kunt goed zingen, Lena. Kom je vaker?”
Lena voelde haar wangen gloeien en knikte. Ook andere kinderen lachten haar bemoedigend toe.
“Voor je teruggaat, wil ik je nog één ding laten zien.”
“Terugga? Kan ik hier niet blijven?” vroeg Lena zachtjes.
“Nee, mallerd, wij kunnen hier niet altijd zijn. Alleen in de winter, brengt de kerstmuts ons hier voor even naartoe. Al wat je daarvoor hoeft te doen is de kerstmuts op je hoofd zetten.”
“En kunnen we elkaar niet in de echte wereld ontmoeten?”
Sara schudde haar hoofd. “Wij mogen elkaar alleen ontmoeten in Winterwonderland. En als we volwassen zijn, vergeten we dat Winterwonderland bestaat.”
“Maar ik kan hier toch wel blijven tot de winter eindigt?”
Sara schudde haar hoofd. “Je hebt in de echte wereld nog iets te doen.”

Ze nam Lena mee naar een theater. Op het toneel stonden een grote en een kleine sneeuwpop. Toen ze was gaan zitten, begon de kerstbal in Lena’s hand te gloeien en kwamen de sneeuwmannen tot leven. De grote sneeuwman gaf de kleine een tik op het hoofd. De kleine rende naar de rand van het toneel en deed alsof hij huilde, terwijl hij naar Lena keek. Daarna stond hij op en gaf de grote sneeuwpop een knuffel.
“Ik denk dat ik weet wat ik moet doen,” fluisterde Lena.
“Zet je kerstmuts af, dan ga je terug naar huis. Tot een volgende keer, Lena.”
Lena omhelsde Sara. “Tot de volgende keer.” Voorzichtig trok ze de kerstmuts van haar hoofd. De wereld om haar heen draaide weer en het volgende moment deed ze haar ogen open in haar eigen bed.

Lena sprong uit bed en schoof de gordijnen open. De wereld was bedekt met centimeters sneeuw. Ze kleedde zich aan en liep de trap af naar beneden. Ze hoorde haar tante snurken op de bank, maar schonk er geen aandacht aan. Op haar sneeuwboots ging ze naar het park. De twee jongens van de vorige dag gooiden sneeuwballen naar elkaar, maar misten de hele tijd. Lena maakte twee sneeuwballen en gooide ze allebei met grote precisie op het hoofd van de jongens. “Jullie moeten echt eens leren mikken. Wat jullie doen, lijkt echt nergens op.”
Verbouwereerd keken de jongens haar aan. “Misschien kunnen jullie die sneeuwballen wel wat groter maken, dan stapelen we ze op. Dit park vraagt gewoon om een sneeuwpop.”
De jongens keken elkaar even aan en knikten. Met zijn drieën begonnen ze een sneeuwpop te maken en voor ze het wisten, kwamen er uit alle hoeken kinderen om te helpen. De een rolde grote kerstballen, de ander zocht takken voor de armen. Anderen haalden thuis wortels of knopen. Tegen het eind van de ochtend stonden er vier grote sneeuwpoppen in het park. Moeders en vaders kwamen kijken. Tussen de volwassenen zag Lena haar tante wenken. Haar gezicht stond op onweer. Lena verzamelde de moed om naar haar toe te gaan. Ze wilde weglopen, maar twee handen hielden haar tegen. “Dank je wel voor deze ochtend, Lena. Je bent best oké. Sorry dat we zo lullig deden,” zei een van de jongens.
“Ja, sorry daarvoor,” zei de ander verlegen.
“Het is al goed. Jullie ook bedankt voor vanochtend.”

Tante Paula pakte Lena ruw bij haar arm en trok haar mee naar huis. Een paar ouders zeiden er wat van, maar haar tante snauwde dat ze zich met hun eigen zaken moesten bemoeien.
Thuisgekomen wees ze naar de troep in de woonkamer. “Zie je dat, waarom ligt dat daar?”
Lena liep naar haar tante toe en gaf haar een knuffel. “Ik hou van je, tante Paula, ook al hebben we allebei onszelf verloren in ons verdriet. Maar het moet anders, het kan anders. Ik wil een kerstboom en ik wil met vrienden spelen, zoals een normaal kind. Papa zou dat ook willen.”
Haar tante keek haar met tranen in de ogen aan. “Je hebt geen idee wat je zegt, je… Het spijt me, Lena, het spijt me dat ik zo ben geworden.”

Op tweede kerstdag zetten Lena de kerstmuts weer op. Krista kwam naar haar toe. “Hoe gaat het nu, mijn lieve kind?”
Lena zuchtte. “Ik heb sneeuwpoppen gemaakt met andere kinderen. Een van hun ouders zag dat het niet goed ging met tante Paula en helpt haar om de juiste hulp te krijgen. Mijn tante heeft beloofd dat ze beter wil worden. Voor mij.”
Krista lachte. “En hoe zit het met kerst?”
“We hebben een grote plant versierd met kerstballen en lampjes. Volgend jaar nemen we een echte boom.”
Krista gaf Lena de doorzichtige kerstbal, die goud kleurde zodra ze hem aanpakte. “Dan ben je vast wel toe aan een kop warme chocolademelk. En dan mag je deze in de kerstboom van de Chocobar hangen. Je bent nu echt een kerstkind van Winterwonderland.”

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *