Terwijl de decemberkou tot onder de deken doordringt, zit Floor met opgetrokken knieën tegen de bakstenen boogmuur van de brug over de oude trekvaart. Van het vuur rest weinig meer dan nagloeiende as. Met haar duim en wijsvinger wrijft ze over het medaillon om haar nek. Haar blik staart over het water, verloren in de eindeloosheid van de nacht.
Een rilling trekt door haar lichaam als ze denkt aan de tijd dat dit water de speeltuin van haar en haar broer was. Op een warme zomerdag was het hun zwembad, in de winter hun schaatsbaan. Maar nu is het niets meer. Haar moeder zal haar niet binnenroepen voor het eten, haar vader zal haar niet filmen. En Bas zal haar niet de kieteldood geven. Hij zit ergens in een besneeuwd berggebied met zijn vrienden.
Precies een jaar geleden werd ze vroeg in de ochtend door haar moeder gewekt. Beneden stond het kerstontbijt al op de eettafel. Haar vader sneed voor iedereen een plak kerststol af. Haar moeder schonk jus d’orange in. Bas vertelde een grappig verhaal en Floor lachte om haar broer. Na het kerstontbijt verplaatste het gezin zich naar de zithoek, waar de met rode en gouden ballen getooide kerstboom stond. Haar moeder zong Stille Nacht.
Haar hand omklemt het medaillon. Ze kan nog steeds niet begrijpen hoe Bas zijn leven zo makkelijk weer kon oppakken. Hoe hij na twee weken terugging naar zijn kamer aan de andere kant van het land.
Met de deken nog steeds om haar schouders, staat Floor op. Ze staart naar de donkere huizenrij, die zich langzaam losmaakt uit de ochtendschemering. Met haar arm veegt ze haar betraande wangen droog. De deken glijdt van haar schouders en valt op de grond. Terwijl haar blik wordt vertroebeld door het verdriet dat uit haar oogkassen stroomt, loopt ze de restanten van haar jeugd tegemoet.
Midden op de weg blijft ze staan waar ze vijf maanden eerder ook stond. De vlammen schieten weer door haar gedachten. Ze voelt opnieuw de hitte. Ze hoort haar vader schreeuwen dat ze naar buiten moet gaan… het geraas van het instortende huis… Bas die schreeuwend naar het huis rent. Ze denkt aan haar ouders die nooit meer buiten kwamen. Wat rest is een halve voorgevel met dichtgetimmerde ramen, waarvan de ooit terracottakleurige bakstenen zwartgeblakerd zijn.
Ze heeft het medaillon geopend en kijkt naar de foto’s van haar ouders, samen vereeuwigd in haar kostbaarste bezit, een laatste tastbare herinnering aan wat eens was. Een ogenblik voelt ze weer de warmte van Kerst zoals die nooit meer zal zijn, de knusse warmte van het samenzijn met haar familie. Het gevoel wordt al snel weer overschaduwd door de kilte van de eenzaamheid. Haar ouders zijn er niet meer. Bas wil er niet meer zijn. Al wat haar rest is zijzelf.
Haar benen worden slap. Ze laat zich op de grond zakken. Ze verbergt haar hoofd in haar handen. Haar schouders schokken. Ze pakt de deken die ongemerkt weer over haar schouder is gehangen. Ze voelt een arm om haar nek. Ver weg hoort ze de stem van Bas die zegt dat hij haar niet alleen kon laten met Kerst. Ze laat zich zachtjes heen en weer wiegen in zijn armen. Een zwakke glimlach verschijnt rond haar mondhoeken, terwijl ze het samenzijn koestert.
Geef een reactie