De schim van mijn kerstverleden

Ik ontmoette mezelf op de hoek van de Vondelstraat en de Tollenslaan. Ik herkende het kind meteen als mezelf, acht jaar oud. Ik zat voor het hoekpand waar vroeger de buurtsuper zat, met mijn blauwe sjaal stevig om mijn hals geknoopt. Mijn hoofd ging schuil onder de rode muts met groene kerstbomen die mijn oma had gebreid.

Hoewel ik in 24 jaar behoorlijk veranderd was, herkende de jongen mij ook.
“Ik heb het koud, laten we naar huis gaan. Naar de kerstboom.”
Zo klonk mijn stem dus toen ik jong was. Zwijgend vroeg ik me af welk huis hij bedoelde. We konden niet naar het huis dat ik kende toen ik zijn leeftijd had. Sinds mijn moeder overleden is, wonen daar andere mensen. En dus nam ik mezelf mee naar mijn eigen huis.

“Liggen er al pakjes onder de kerstboom?” Ik zag dat mijn jeugd me begerig aankeek. Zou die blik de reden zijn geweest dat mijn vader me op kerstavond 1985 om zeven uur naar mijn kamer stuurde en de volgende ochtend de kerstboom en de cadeaus, samen met mijn vader waren verdwenen? Ik was toen zo oud als de jongen die enthousiast mijn appartement betrad en met tranen in zijn ogen vroeg waar mijn kerstboom was.

In 1986 kochten mijn moeder en ik een nieuwe boom. Maar het verval van Kerst was voor mij toen al ingetreden. Ik was altijd dol op Kerst. Ik kon niet wachten tot de kerstboom werd opgezet. Ieder jaar gingen we op eerste kerstdag naar mijn oma, waar ik spelletjes speelde met neven en nichten die ik al jaren niet meer heb gezien.’s Avonds serveerde mijn oma samen met mijn moeder en mijn tantes een feestelijk kerstmaal. Maar die tijd is al lang geleden gestorven, vanaf het moment dat Kerst voor mij de periode van hoop op de terugkeer van mijn vader werd.

“Er is geen kerstboom. Daar doe ik niet meer aan,” zei ik tegen mezelf.
“Dat is stom. Kerst is leuk!”
“In jouw tijd stond Kerstmis symbool voor gezelligheid. Nu is er niemand behalve ik.”
“Maar mama zegt dat het zo gezellig is als je het zelf maakt.”
Dat waren inderdaad de woorden van mijn moeder, lang voordat ze acht jaar geleden op 23 december overleed. Na haar dood kon ik echter helemaal geen Kerst meer vieren.

De jongen stond bij de boekenkast en pakte een vergeeld schrift van een stapel boeken. Het was het dagboek dat ik bijhield toen ik zijn leeftijd had. Ik vond het jaren geleden terug tussen de spullen van mijn moeder. Ik pakte het schrift nu van hem aan op de pagina die hij had opengeslagen en ik las wat ik lang geleden had opgeschreven. Ik beschreef hoe ik in een droom mezelf, veel ouder dan ik toen was, tegenkwam op de dag voor Kerst. Ik vroeg me toen af waarom ik geen kerstboom had. Toen ik opkeek van het schrift, was ik alleen in mijn huis.

De volgende ochtend stond ik extra vroeg op om de lichtjes van de kerstboom aan te doen. Terwijl ik in de keuken bezig was met mijn kerstontbijt ging de deurbel. Mijn koffiemok viel op de grond toen ik aan de andere kant van de deur het gezicht van de oude man zag die ik herkende als mijn vader.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *