Kerst aan de overkant

De donkere klinkers tekenden zich in de avondschemering duidelijk af tussen de witte trottoirs, alsof de straat de zichtbare grens tussen twee werelden was. Het raam aan de overkant van de straat werd verlicht door de tientallen lampjes die Tamara zelf in de kerstboom had gehangen. Dat was twee weken geleden, op een dag waarop de regen maar niet wilde stoppen met vallen. Vanachter mijn woonkamerraam keek ik toe hoe zij de boom met zijn geurende takken naar binnen droeg, hoe ze het net eraf haalde en hoe de takken zich ontvouwden. Ik zag hoe zij de lampjes erin hing en vervolgens de kerstballen. En elke avond als de lampjes brandden, keek ik vanachter mijn raam weer toe. Aan de overkant was het Kerst, maar in mijn huis heerste de stilte van de melancholie.

Ik kan me niet herinneren wanneer ik voor het laatst Kerst heb toegelaten in mijn huis. Het was in ieder geval het jaar voordat ik al mijn kerstversieringen doneerde aan het Leger des Heils. Kerst werd steeds meer iets van anderen, van mensen met gezinnen, en ieder jaar miste ik het minder. Totdat zij vier jaar geleden aan de overkant kwam wonen. Haar donkere lokken zullen me altijd bijblijven. In stilte aanbad ik haar, al werden we gescheiden door de straat en zag ik haar alleen maar door het dubbelglas van mijn bovenwoning. En elk jaar zette zij de kerstboom ook een beetje voor mij. Want als de lichtjes aan gingen, dan wist ik dat zij in de buurt was.

Het was druk aan de overkant, die laatste decemberavond dat haar kerstboom mijn leven verlichtte. Als eerste kwamen haar ouders, ik neem tenminste aan dat het haar ouders waren, gevolgd door een stuk of negen andere mensen die ik wel eens had gezien, maar waarvan ik niet wist in welke relatie ze tot haar stonden. Vanachter het raam van mijn donkere woonkamer keek ik toe hoe de mensen aan de overkant hun avond vulden. Met zijn allen zaten ze in de woonkamer. Sommigen spraken met elkaar, anderen staarden alleen maar zwijgend voor zich uit, naar de witte lampjes in de met rode kerstballen en slingers versierde boom.

Mijn gedachten dwaalden af en ik voelde een traan over mijn wang rollen. Waarom kon Kerst voor mij geen samenzijn met anderen zijn? Waarom was mijn lot alleen te zijn tijdens deze donkere dagen, die normaliter worden verlicht door vrienden en familie? Was ik maar met haar. Maar vanaf het moment dat ik haar voor het eerst zag, wist ik al dat zij onbereikbaar zou zijn voor mij. Wat moest ze met iemand als ik? Ik was misschien een paar jaar ouder, maar ik kon haar nooit bieden wat zij verdiende en wat ze ongetwijfeld verlangde in een man. Dat was voor mij een zekerheid die mij belemmerde in al mijn pogingen om mezelf het tegendeel te bewijzen. En nu was het te laat. Zij was voor mij, en voor iedereen, voorgoed onbereikbaar geworden. Het had gesneeuwd en de wegen waren glad. En hoe voorzichtig ze ook reed, met de dood op de passagiersstoel van haar auto, was ze reddeloos verloren.

Haar ouders verlieten als laatste het huis. Ik zag hoe haar vader de lichtjes in de kerstboom doofde, en daarmee verdween mijn laatste restje Kerst.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *